MIJN VADER, PIET CLARISSE, SCHREEF GEDICHTEN EN IK, MARYS CLARISSE SCHRIJF VERHALEN.
SCHRIJVEN WAS VOOR ONS BEIDEN EEN GROTE HOBBY.
NU HEBBEN WE SAMEN DEZE WEBSITE. WE WENSEN U VEEL LEESPLEZIER.
Sinds een paar weken was hij terug in Nederland. De stukken die hij had geschreven onder pseudoniem lagen nu voor hem. De publicatie zou binnenkort plaatsvinden.
Het was een zware tijd geweest in Zuid-Amerika. Het onderwerp was nogal heftig. Diverse mijnen die gesloten waren wegens gevaarlijke werkomstandigheden, waren in het geheim weer geopend. Mensen werden gedwongen er weer te gaan werken; niet alleen de vroegere werknemers die het hadden overleefd, maar ook langgestraften en mensen zonder vaste woon- en verblijfsplaats werden uit de steden ontvoerd om in de mijnen te gaan werken. Hij was samen met een goede vriend met een onderzoek gestart. Zijn vriend was heel goed bekend in Zuid-Amerika. Wist waar al die gesloten mijnen lagen. Ze reisden door het hele gebied. Ze moesten voorzichtig zijn. Het was hun gelukt foto’s te maken en bewijs te verzamelen over de weer geopende slechte mijnen. In opdracht van wie was niet duidelijk. Dat was hij nu aan het uitzoeken via internet.
Op dit moment was hij onrustig en nerveus. Daar had hij in Zuid-Amerika weinig last van gehad. Was daar wel constant op zijn hoede.
In eerste instantie was hij blij in het veilige Nederland te zijn, maar sinds twee weken was hij niet zo zeker meer van zijn veiligheid. Eigenlijk niet meer vanaf het moment dat hij het idee had gevolgd te worden. Door wie? Inlichtingendienst? Politie? Hij wist het niet.
Zo’n twee weken geleden stonden twee mannen even verderop te praten. Aan het eind van het gesprek gaven ze elkaar de hand, maar spraken nog even verder. Op zich heel gewoon, maar een van de twee had een hand die ietwat was misvormd. De duim ontbrak. En in een flits herinnerde ik me dat die man de deur van een winkel voor me had opengehouden. Toen, zonder erbij na te denken, registreerde ik het gemis van de duim. De andere man stond al buiten. Ik bekeek de twee mannen onopvallend. Ieder ging zijn weegs. Ik ging naar boven. Op het moment dat ik bovenkwam werd ik onrustig. Ik keek in de kamer in de rondte. Niets bijzonders te zien. Alles lag er nog net zo bij als ik het had achtergelaten.
’s Avonds ging ik met mijn vriend hardlopen, zoals gewoonlijk. Voor ik de deur uitging controleerde ik alles. Belangrijke zaken borg ik op in mijn safe. Normaal, als ik ging hardlopen, sloot ik mijn deur niet volledig af. Ach, na een klein uurtje was ik toch weer terug. Die avond deed ik de deur helemaal op slot en de ramen dicht. Misschien was het niets, dacht ik, en verbeeld ik me dat.
Terwijl mijn vriend en ik opwarmoefeningen deden, zei mijn vriend: “het was zo’n rare dag vandaag. Ik had het gevoel dat ik werd gevolgd.”
Ik schrok en keek hem aan. Hij was bloedserieus. Toen vertelde ik hem, wat mij was overkomen.
“Goh”, zei hij, “kan dat zomaar in Nederland?”
”Blijkbaar wel,” antwoordde ik, “Maar zullen we een plan maken? Eerst kijken of we worden gevolgd? En als dit zo is, kunnen we de leiding dan overnemen?”
“Hoe dan?” vroeg hij.
“Nu, een beetje zoals we in Zuid-Amerika hebben gedaan. Andere kleding, gezichtsvermomming. Ach je weet wel. Daar komen we wel uit.”
We begonnen met joggen en niet met hardlopen, om de plannen verder uit te werken.
Informatie zouden we alleen ’s avonds tijdens onze hardloopsessies uitwisselen. Geen telefonische mededelingen. En als het te gevaarlijk werd, moesten we elkaar waarschuwen met een korte boodschap, dat op zich niets betekende. We bedachten: Kom je morgen eten? Dan wisten we genoeg. Verder bedachten we een voorlopige schuilplaats. De caravan van mijn moeder in de opslagplaats. Ik had de sleutels, omdat ik de caravan altijd ophaalde en naar de camping bracht. Ook zal ik uitzoeken of er misschien microfoontjes in mijn huis waren aangebracht. Mijn vriend ging dat bij hem thuis ook nakijken. Als er microfoontjes waren aangebracht in onze huizen, gewoon laten zitten. Geen argwaan opwekken. Opgelucht dat we een plan hadden, holden we verder.
Bij het afscheid nemen vroeg mijn vriend nog of ik alles goed opgeborgen had, zodat onze reportages niet voor het grijpen lagen. “Maak je maar niet ongerust hoor, daar heb ik goed voor gezorgd. Bij de notaris zijn onze stukken veilig.”
Later vroeg ik me af, waarom ik tegen mijn vriend loog. Daar had ik toch geen reden voor? Of was ik bang dat hij dit aan derden zou vertellen? Nu ja, dan is mijn vriend ook niet verantwoordelijk als het misgaat dacht ik laconiek.
De volgende paar dagen verliepen rustig. Of ik werd gevolgd kon ik niet constateren. Sinds mijn vriend en ik een plan hadden gemaakt was ik niet meer zo nerveus en onrustig. Wel bleef ik behoorlijk op mijn hoede. Microfoontjes had ik niet gevonden. Ondertussen was ik de laatste hand aan het leggen aan de publicatie van ons onderzoek. Ik had al een afspraak gemaakt met de hoofdredacteur van onze krant. Op vrijdagmorgen vroeg, zodat ons onderzoek in de krant van zaterdag kon worden opgenomen.
Vanavond gingen mijn vriend en ik uit eten om te vieren dat we het onderzoek bijna hadden afgerond. Niet hardlopen maar lekker smullen. Om een uur of zeven ‘s avonds was onze afspraak. Ik keek op mijn horloge. Het was zes uur. Ik borg alle papieren in de safe en nam de usb-stick uit de computer mee en stak die in mijn zak.
Het eten was heerlijk en de wijn verrukkelijk. We hadden afgesproken om niet over het onderzoek te praten. Ik zei alleen dat het bijna klaar was. We genoten met volle teugen. Om een uur of half 10 rekende mijn vriend af. Buiten stonden we nog even te praten en daarna namen we afscheid. Ik liep richting huis en was daar om een uur of 10. Hup naar boven. Toen ik mijn voordeur wilde openen schrok ik enorm. Mijn voordeur was al open en ik wist zeker dat ik die goed had afgesloten. Voorzichtig duwde ik de deur een stukje open en zag door de kier van de deur tot mijn ontzetting dat alles kort en klein was geslagen. Wat moest ik doen? Misschien was er nog iemand binnen en dan? Ik deed de deur weer zachtjes dicht en sloot die goed af. Liep naar de derde verdieping en ging daar op de trap zitten en belde de politie. Ze waren er snel! Bij binnenkomst in mijn woning zei de politieman verbaasd: “Jeetje wat een bende. Ze hebben zelfs ‘een fikkie’ gestookt. In een oogopslag zag ik dat al mijn papieren over het onderzoek in Zuid-Amerika bij de brandresten in het midden van de kamer lagen. Al mijn werk voor niets, want de PC lag ook aan gruzelementen.
“Verzekeringswerk, zei de politie, “Wie heeft er zo’n hekel aan u?”
Vrijdagmorgen vroeg, om 6 uur, was ik bij de hoofdredacteur. Hij was verbaasd mij te zien.
“Wat doe jij hier? Je zou toch niet komen, omdat je een inbraak hebt gehad en alle informatie van het onderzoek zijn verbrand?”
“Hoe kom je aan die informatie?” vroeg ik?
“Ik kreeg een telefoontje van een man met de mededeling dat je niet zou komen, doordat er bij je ingebroken was en een kleine brand al je papieren had verbrand. Toen ik aan hem vroeg wie hij was, werd er opgehangen. Heel raar allemaal.”
“Dat is inderdaad wel heel vreemd, maar laten we aan het werk gaan.”
“Maar je hebt toch niets meer van dat onderzoek?”
Ik haalde de usb-stick tevoorschijn en daar gingen we. Ik had al zoveel voorbereid dat we binnen een uur klaar waren met het maken van de Lay-out voor de krant. Alle informatie werd digitaal verstuurd naar de drukker.
“Kom op, laten we nu koffie gaan drinken,“ stelde de hoofdredacteur voor. Zo gezegd, zo gedaan. Maar ondertussen maalde het in mijn hoofd. Wie was die beller? Waarom belde iemand op om mijn afspraak af te zeggen? Wat was de bedoeling daarvan? Het was mij een compleet raadsel.
In de kantine dronken we samen koffie en aten een broodje. Ik vroeg de hoofdredacteur of het nog mogelijk was het digitale drukken van de krant te stoppen.
“Dat is hoogst onwaarschijnlijk. Het gaat zo razend snel.”
Ik belde de verzekeringsmaatschappij om een afspraak met de schade-expert te maken. Al met al ging ik laat in de ochtend terug naar mijn gehavende huis. ’s Middags om twee uur zou de expert komen. Ik was moe, heel moe.
Thuisgekomen zakte ik in de enige stoel die nog een beetje zitbaar was. Mijn ogen vielen dicht en weg was ik. Op een gegeven moment werd ik wakker van een hevig gebonk. Oh, dat zou de expert wel wezen. Ik keek op mijn horloge en zag dat het één uur was. Zeker vroeger gekomen, maar tegelijkertijd begon de onrust aan mij te knagen.
Ik riep: “wie is daar?”
Geen antwoord. Alleen wat gepiep. Iemand huilde volgens mij.
Ik deed de deur op een kier open en daar stond mijn vriend geflankeerd door twee mannen, die ik herkenden als de twee mannen die mij volgden. Waarvan één een revolver op mijn vriend had gericht.
“Wat is dit?” vroeg ik.
“Nu, die zogenaamde vriend van jou zou je tegenhouden om het artikel te publiceren. Desnoods met geweld. Maar dat durfde dit mannetje niet. Dus nu is onze missie mislukt.”
De man richtte zijn revolver op mijn vriend en schoot hem neer. Op de derde verdieping ging het licht aan. De man schoot nu ook op mij. Maar het wapen gaf een klik, maar geen kogel. Ze holden met z’n tweeën de trap af en weg waren ze. Ik was in shock en zakte in elkaar.
Toen ik weer bijkwam lag ik in het ziekenhuis. Mijn vriend lag ook in het ziekenhuis. Na een nacht in het ziekenhuis, mocht ik weer naar huis. Mijn vriend was zwaar gewond. Gelukkig niet dood. Voor ik wegging ging ik bij hem langs. We keken elkaar aan.
“Later praten we wel verder. We hebben het gered,” zei ik.
Geschreven door Marys Clarisse
November 6, 2022
Marys Clarisse
Marys Clarisse en Piet Clarisse